Een progressieve ziekte en progressief herstel
De obsessie met gewicht en daardoor ook met voedsel begon toen ik een jaar of twaalf was. Ik keek op een dag in de spiegel in de hal bij onze buren. Het was zo’n lange spiegel. Ik schrok me dood, ik zag een dik en lelijk meisje. Toen wist ik het antwoord: als ik dun en mooi zou zijn dan zou ik gelukkig zijn, dan zou ik erbij horen, dan zouden ze me leuk vinden. Dat was de eerste gedachte waar mijn hele ziekte op gebaseerd is. Ik wist toen nog niet hoeveel ellende ik mee zou maken als gevolg van deze gedachte.
Vanaf dat moment lette ik op andere meisjes, ik was geïnteresseerd in hoeveel en wat ze aten, hoeveel ze wogen, of ze dikke benen hadden enzovoorts. Ik zat op hockey, toen ik al wat ouder was, een jaar of vijftien. Een ploeggenote werd aangereden door een auto toen ze op de bromfiets over de dijk naar huis reed. Het was een zwaar ongeval, ze kwam in een coma terecht. Na twee weken kwam ze eruit, in een rolstoel met hersenbeschadiging. Vóór het ongeluk was ze nogal stevig en ze was enorm afgevallen door het ongeluk. Ik was daar helemaal door ingenomen, een goede manier om af te vallen! De gekte was toen al begonnen, ik had het alleen niet in de gaten. Ik vroeg vriendinnen regelmatig of ze me niet te dik vonden, en als ze dan zeiden van niet dan geloofde ik ze niet.
Op mijn zeventiende deed ik mijn eerste dieet. Ik had mijn moeder overtuigd dat het nodig was dat ik wat moest afvallen. We woonden toen in Londen waar mijn vader zijn werk had. Ik weet nog wel dat ik enorme honger had, maar ik kon het op wilskracht uithouden. Behalve toen mijn vriendin op de laatste dag van mijn dieet overkwam uit Holland voor vakantie. Ze had beschuit en chocoladepasta meegenomen. Ik kon niet meer wachten tot de volgende dag en heb toen twee beschuiten met chocopasta gegeten. Toen had ik al geen kracht om het eten te controleren. Ik heb nooit een dieet kunnen volhouden.
Op mijn achttiende ging ik op kamers wonen in Heerlen waar ik naar de Middelbare Horeca School ging. Ik kon helemaal niet met de vrijheid omgaan die ik kreeg. Met de aandacht die ik van jongens kreeg wist ik ook niet om te gaan. Alcohol maakte de zaak alleen nog maar erger, ik was wild en een losbol, in de opleiding zelf had ik weinig interesse. Ik was aangetrokken tot de mensen die veel dronken en die van uitgaan en feesten hielden. Het eerste jaar haalde ik. Mijn vriendje hield van in het café zitten, hij ging niet over en moest van school omdat hij zulke slechte cijfers haalde. Het tweede jaar ging slecht van start, en tegen de kerstvakantie waren mijn cijfers zodanig dat ik geen kans meer had ze op te halen. Nu kwamen mijn ouders in actie, zij zorgden ervoor dat ik in Tilburg terecht kon op de Hotelschool en dat ik daar met een schone lei kon beginnen.
Mijn onzekerheid en minderwaardigheidsgevoelens groeiden. In Heerlen was ik ook begonnen met stelen, niet alleen kleren uit winkels, maar ook kleren van huisgenoten en van leden van de hockeyclub. Ik ben een keer betrapt op winkeldiefstal en ik werd meegenomen door twee agenten. Ik heb meteen mijn moeder gebeld en zij heeft toen met de agent gesproken. Ze hebben me naar huis gebracht en ik heb verder niets van de zaak vernomen. Het heeft me voor een tijdje van het stelen afgehouden, ja voor een tijdje. In Tilburg liep alles pas echt goed uit de hand. Aan de buitenkant deed ik stoer en was ik vrolijk, maar van binnen voelde ik me waardeloos en wanhopig. Ik had geen vriendinnen en ging het meest met jongens om. Omdat ik me minder- waardig voelde durfde ik me niet te mengen met de meiden die ik leuk vond. Dus bleef ik vrij geïsoleerd.
In de zomer van 1983 ben ik met een huisgenoot liftend naar Italië gegaan, waar we weer met twee andere jongens naar het binnenland zijn gegaan. Tijdens deze vakantie ben ik zwanger geraakt van een van de twee Italianen. Ik kwam er pas achter toen ik weer terugkwam in Nederland.Ik heb een bepaald beeld van mezelf gecreëerd, een stoere zelfstandige vrouw die geen relatie nodig had, een vrijbuiter, een wereldreizigster. Een relatie was een teken van burgerlijkheid, afhankelijkheid en zwakte. Ik kreeg al gauw een benauwd gevoel als iemand mij leuk vond. Nee, ik viel voor de onbereikbare man. Seks gebruikte ik om mannen aan me te binden, om te laten zien dat ik van hen hield.
Maar goed, ik was in Tilburg en ik had samen met drie klasgenoten een huisje gehuurd. Het waren natuurlijk drie jongens. Zij aten veel en ik betaalde even- veel geld als zij dus wilde ik ook mijn deel opeten. Op een avond zat ik zo vol na het avondeten, dat het fantastische idee opkwam om het er uit te gooien. Nou, dat ging gemakkelijker dan ik dacht! Nu had ik de oplossing gevonden: net zoveel eten als ik wilde en nog slank blijven ook!
Ik wist toen niet dat dit het begin zou zijn van een genadeloos gevecht dat ik niet zou kunnen winnen. Ik was toen twintig jaar oud. En zoals ik al zei, het is een progressieve ziekte. Het begon met één keer overgeven, maar het werd een dagelijkse routine. Het breidde zich uit met het slikken van laxeertabletten, dwangmatig sporten, vasten, vreetbuien, stelen van voedsel (van huisgenoten, uit winkels, van mensen waar ik oppaste of schoonmaakte en van werkgevers). Ik leed een dubbelleven. Ik dacht altijd: morgen stop ik ermee. Maar als morgen kwam dacht ik weer: morgen stop ik ermee. Ik heb van alles geprobeerd om mijn eten en mijn gewicht te controleren: niet ontbijten, geen suiker eten, alleen gezond voedsel eten, kauwgom kauwen, veel water drinken, diëten volgen, sporten, niet naar feestjes gaan enzovoorts.
Toen ik vierentwintig was ben ik naar Nieuw Zeeland geëmigreerd, ik wilde pottenbakker worden, en had alleen mijn fiets en wat spullen bij me. Een kans om helemaal opnieuw te beginnen. Ik zat nog niet in het vliegtuig of er werd al een maaltijd geserveerd die ik er meteen weer uitgegooid heb. Ik was al eerder in Nieuw Zeeland geweest en had wat kennissen op het Zuid-eiland in Christchurch. Ik nam aan dat ze daar wel een opleiding pottenbakken zouden hebben. Dat was dus niet het geval en mijn hele plan viel in het water! Mijn leven was toen al totaal stuurloos, ik deed maar wat.
Ik ben toen maar aan mijn fietstocht begonnen. Ik sta er nog steeds versteld van hoe ik het heb uitgehouden. Vretend en kotsend over heuvels en dalen. Nou vergeet ik natuurlijk die keren waar ik de trein heb genomen en waar ik gelift heb met mijn fiets omdat ik gewoon te uitgeput was. Maar in mijn fotoalbum ziet het er allemaal fantastisch uit!
Ik wist in die tijd dat ik iets aan mijn eetgedrag moest gaan doen. Ik hoorde over een hulpverleningscentrum voor anorexia en boulimia. Via mijn huisarts kon ik in het ziekenhuis professionele hulp krijgen en een cursus van tien weken. Vaak kwam ik te laat omdat ik onderweg naar het ziekenhuis eerst nog moest stoppen bij de winkel om mezelf vol te stoppen met eten en daarna weer over te geven. Er volgden nog een aantal therapieën waar we naar de oorzaak zochten van mijn eetgedrag. Mijn opvoeding en voornamelijk mijn ouders kregen de schuld. Ondertussen ging het niet veel beter met het eten.
Via via hoorde ik van de OA en ik ben toen een keer met iemand meegegaan naar een bijeenkomst. Ik vond het een rare bedoening. Ze lazen uit een boek waar ik niets van begreep. Mensen spraken en er werd niet op gereageerd, dan werd er ook nog gebeden en op elke bijeenkomst werd er steeds weer hetzelfde voorgelezen. Maar wat me aansprak bij de OA was dat mensen vertelden wat ze met het eten hadden gedaan; het stelen, het liegen, de gekte en dat ze dat nu niet meer hoefden te doen. Dat gaf mij weer hoop. Ik dacht dat ik er nooit meer uit zou komen, want ik had al van alles geprobeerd. Ook vertelden ze mij dat het een ziekte was die ik niet met wilskracht kon oplossen. En ik begreep uit de stappen dat ik naar mezelf moest gaan kijken, naar mijn aandeel, in plaats van anderen of omstandigheden de schuld te geven van mijn verslaving.
Het eerste jaar in OA was een droom, ik zat op een roze wolk, ik ging elke dag naar een bijeenkomst, deed de stappen zo goed als ik kon, met het idee dat ik alles kon krijgen zoals ik het hebben wilde. Helaas, dromen zijn bedrog. Ik doe dit programma met vallen en opstaan.Nadat ik een jaar in OA zat besloot ik terug te gaan naar Nederland om mijn herstel met mijn familie te delen en mijn negende stap met hen te doen. Ik had hoge verwachtingen van mijzelf en de toekomst. Het liep allemaal anders dan ik verwacht had. Ik ben teruggevallen in de ziekte. Ik kon niet omgaan met de omstandigheden zoals die zich voordeden.
Ik werd geconfronteerd met mijn slechtziendheid, met oude vrienden en kennissen die een leven hadden opgebouwd. Ik moest van voren af aan beginnen. Ik ging werken op een kinderdagverblijf als huishoudelijk medewerkster en kon het niet uitstaan dat ik niet bij de kinderen op de groep kon zijn als leidster. Ik zat in een geïsoleerde positie, namelijk alleen in de keuken. Zelfmedelijden, uitzichtloosheid, afgunst, verwarring en angst leidden mij weer naar het eten.
Onthouding betekende voor mij drie afgewogen maaltijden met niets tussendoor; geen suiker, geen kauwgom of dieetdranken en geen geraffineerde koolhydraten. Eten om je lichaam te voeden. Ik mocht zoveel water en thee drinken als ik wilde. In het begin van OA, in Nieuw Zeeland, belde ik elke dag mijn voedselplan door naar mijn sponsor. ‘Blijf van het eten af ’ zei ze.
Toen ik in Amsterdam bij de OA kwam en ik hoorde dat er mensen waren die het eten ‘loslieten’ en die gewoon koekjes aten schrok ik me dood. Ik heb tot ongeveer een jaar geleden steeds geprobeerd de onthouding terug te krijgen die ik eerst had. Ik ben samen met een ander OA lid een speciale bijeenkomst begonnen met als naam commitment to abstinence maar steeds weer kwam ik in het overgeven terecht.
Uiteindelijk heb ik het gevecht moeten opgeven. Alles wat ik eet is nu goed. Ik heb veel moeten eten, soms moet ik dat nog steeds en ik vind dat niet leuk. Maar ik heb een bodem gekregen. Ik dacht dat ik altijd honger had, dat ik altijd zin had in eten vooral in chocolade en koekjes. Dat is niet zo. Ik heb het gevoel dat deze ziekte moet uitrazen. Ik kan tegenwoordig gewoon meedoen, als er taart is mag ik ook een stuk! Voedsel is niet mijn vijand. Voedsel is voedsel. De kracht is er vanaf. Soms moet ik meer eten dan ik leuk vind en kom ik weer in mijn lichaamsobsessie terecht. Ik ben dankbaar dat ik niet hoef over te geven.
Het twaalf stappen programma leert mij om met het leven om te gaan en het leven aan te gaan. Om per dag te leven, vandaag dus! Om naar mijn aandeel te kijken in plaats van anderen of de omstandigheden de schuld te geven. Ik kan tegenwoordig mijn verontschuldigingen aanbieden. Dat kon ik vroeger nooit. En ik kan mezelf en anderen vergeven. Ik heb nog een hele weg te gaan, maar het gaat om vooruitgang, niet om perfectie.
Bedankt OA, met jou is er altijd hoop!