Alles mag, maar niet alles hoeft
Toen ik vijftien maanden geleden naar OA kwam, was ik aan het einde van mijn Latijn. Wat was er gebeurd?
Ik herinner mij nog goed dat ik op 1 april 1997, laat in de middag, plotseling met een zomerjurk van zeven jaar geleden voor de spiegel ging staan. Waarom ik dat deed weet ik niet. Wat ik wel weet is dat ik ineens mijzelf kon zien. Ik kon ineens het verschil tussen deze jurk en mijzelf zien en waarom ik hem al zeven jaar lang niet meer paste. Voor het eerst in een lange tijd kon ik zien hoe dik ik was geworden. Ik weet nog dat ik naar mijzelf keek en plotseling besefte dat ik bezig was mezelf dood te eten. En ik weet ook nog heel goed dat het op dat zelfde moment tot mij door drong dat ik niet dood wilde.
Ik belde mijn vriend op kantoor en vertelde hem wat er gebeurd was en dat ik besloten had nu iemand van OA te bellen. Het nummer van OA en een informatiefolder lagen al drie en een half jaar in mijn boekenkast, maar nu pas kon ik zien dat ik echt hulp nodig had. Van dat telefoongesprek staat mij niet meer alles bij. Ik belde eigenlijk alleen maar voor de tijd en plaats van de bijeenkomsten. Maar ik raakte met diegene in gesprek, een gesprek dat zeker een uur duurde. Ik weet dat ik tegen haar zei dat ik niet meer wilde weten waarom ik at, dat ik geen behoefte meer had dat te analyseren. Ik had dat zo vaak geprobeerd en het werkte niet. Het maakte niet dat ik kon stoppen met overeten. Ik zei dat ik alleen maar wist dat ik niet kon stoppen, dat ik absoluut geen controle meer had over wat ik at, dat ik het echt niet meer wist, dat ik alleen nog maar wilde weten hoe ik kon stoppen. Pas na een paar OA-bijeenkomsten begreep ik dat dit een eerste stap geweest was. Op het moment zelf zeiden de twaalf stappen mij nog niets. Van wat diegene zei is mij vooral één zin bijgebleven: Ik mag alles van mijzelf, maar ik hoef niet alles.
De volgende dag ging ik boodschappen doen en tot mijn grote verbazing hoefde ik niet meer krankzinnige hoeveelheden voedsel te kopen. Ik begreep er absoluut niets van. Ik liep door die supermarkt en ik voelde dat ik echt alles mocht, maar niet alles hoefde. Ik voelde mij ineens vrij. Het was alsof iemand mij liet zien wat ik werkelijk nodig had. Dat gevoel van vrijheid is sindsdien nooit meer veranderd.
Ik heb door OA de twaalf stappen leren kennen en ik heb kunnen zien dat ik een ziekte heb. Daardoor heeft er een grote verandering in mijn geloof plaatsgevonden. Ik ben mijn hele leven gelovig geweest, maar ik wist niet dat ik een eetziekte had. Dus ik had God ook nooit om hulp gevraagd. Wat ik vroeg was: laat mij zoveel mogelijk eten en superslank blijven.
Toen ik kon beseffen dat ik een eetziekte heb, dat ik machteloos ben over voedsel, kon ik ineens ook voelen dat het niet erg is dat ik zwak ben, omdat God genadig is en omdat Hij mij Zijn kracht geeft, wanneer en waar ik het nodig heb. Ik heb in OA veel over mezelf geleerd. Vooral toen ik in het kader van de eerste stap mijn eetgeschiedenis ben gaan schrijven kwamen zoveel dingen in een ander licht te staan. Toen ik bij OA kwam zag ik voornamelijk mijn overgewicht en het feit dat ik niet kon stoppen met eten als symptoom van mijn eetziekte. Maar nu kon ik ineens zien dat ik ook toen ik niet dik was wel heel ziek was.
Ik kwam elf jaar geleden voor het eerst in mijn leven heel veel aan en ik ben vervolgens in een half jaar dertig kilo afgevallen. Daarna ben ik drie jaar lang heel slank geweest. Maar ik zat wel steeds vaker in een ritme van overeten en vasten, om slank te blijven. Aan de ene kant vond ik mezelf ook wel slank, maar aan de andere kant had ik toch niet echt een gevoel voor mijn lichaam en wilde ik toch nog slanker worden. Nu weet ik dat ik toen veel te slank was, en dat ik dat niet kon zien, dat ik dus niet realistisch naar mijzelf kon kijken. Op een gegeven moment verloor ik de controle over het vasten en het diëten en kon ik alleen nog maar eten. Hoe afschuwelijk deze laatste jaren vóór OA ook waren, ik voel nu toch heel duidelijk dat zij een deel van mijn geschiedenis, van mijn weg naar OA zijn geweest. Ik zie het ‘niet meer kunnen diëten en vasten’ als een cadeau.
Door het schrijven van mijn eetgeschiedenis ben ik gaan zien dat ik, vóór ik elf jaar geleden zoveel aankwam, al anderhalf jaar lang met vasten experimenteerde. Ik begon ermee, omdat het in de stad waar ik toen studeerde heel erg ‘in’ was, maar ik ben het heel snel als controlemiddel gaan gebruiken. Ik deed het alleen, steeds vaker en steeds langer. Ofschoon ik altijd normaal slank was geweest, vond ik dat ineens blijkbaar nodig. Pas vanaf het moment dat ik regelmatig ben gaan vasten wist ik überhaupt hoeveel ik precies woog.
Ik kon mij ook weer herinneren dat ik, al toen ik nog op school zat en bij mijn ouders woonde, eten als vlucht gebruikte om problemen en spanningen te vergeten. Ik kan toen niet veel gegeten hebben, want ik was slank. Maar ik weet nu ook dat het niet om de hoeveelheid eten, maar om het dwangmatige gaat. De ziekte van dwangmatig eten heeft veel symptomen en daarvan heb ik er zelf een aantal ervaren. Het moment van extreem overgewicht was het moment dat ik capituleerde, maar het extreme overgewicht is niet het enige kenmerk van mijn eetziekte.
Toen ik mijn eetgeschiedenis aan mijn sponsor vertelde ben ik gaan zien dat mijn leven inderdaad steeds stuurlozer werd. Dit tweede deel van stap één vond ik in het begin heel moeilijk. Maar het heeft mij enorm geholpen het onder ogen te zien. Vooral de laatste jaren voor ik naar OA kwam, toen ik steeds dikker werd, dacht ik altijd: als mijn onderzoek maar goed lukt, als ik maar nieuwe vrienden heb, dan gaat het beter met het eten. Door stap één ben ik gaan zien dat dat voor mij niet klopt. Juist omdat ik steeds dieper in mijn ziekte kwam te zitten, ging mijn werk steeds moeilijker en kon ik mij steeds minder voor mensen openstellen. En ook in tijden dat mijn werk fantastisch ging en ik heel veel vrienden had, had ik last van mijn ziekte.
Ik kan er niet zelf voor zorgen dat mijn leven minder stuurloos is. Ook daarbij heb ik Gods hulp nodig. Voor mij betekent dat heel concreet dat ik nu toe kan geven dat ik mijn leven en alles wat erbij hoort niet alleen aan kan en dat ik niet zomaar weet wat het beste voor mij is.Wat is er dus door OA in mijn leven veranderd? Ik heb een vrijheid met het eten gekregen die ik nog steeds onvoorstelbaar vind.
Het grootste deel van mijn leven heb ik onomstootbaar geloofd dat ik bepaalde dingen zoals bijvoorbeeld suiker echt niet kan eten, dat er dan een reactie op gang komt die ik niet kan stoppen. Ik dacht dat ik altijd zou moeten diëten en vasten om niet dik te worden. Ik had geen gevoel voor ‘honger hebben’ of ‘verzadigd zijn’. Ik dacht dat ik nooit kon eten zonder een strenge controle uit te oefenen. Deel van die controle zou zijn dat ik dan af en toe gecontroleerd zou kunnen overeten. Niets hiervan blijkt waar te zijn. Dit wangeloof is gelukkig wel omstootbaar.
De vrijheid die God mij met het eten geeft houdt in dat ik niets meer hoef te regelen. Er is geen slecht of goed voedsel. Ik kan eten wanneer en wat ik wil. God regelt het wanneer en het wat. Ik ben gewoon niet meer in gevecht met het eten, in welke vorm dan ook.
En alhoewel ik in deze afgelopen vijftien maanden best wel veel ben afgevallen kan ik dit voor het eerst in mijn leven als leuke bijkomstigheid zien. Het is niet meer mijn doel zo slank mogelijk te worden. Ik vind het soms niet leuk nog steeds dik te zijn, maar ik heb er wel vrede mee. Ik heb geen streefgewicht meer en ik hoef gelukkig niet eens meer te weten hoeveel ik weeg. Ik denk dat God wel weet wat een goed gewicht voor mij is.
Door de twaalf stappen leer ik steeds meer mijn gevoelens onder ogen te zien. Ik merk dat de meeste gevoelens waarvoor ik vluchtte gewoon bij het leven horen en ik kan ze steeds meer als deel van mijzelf zien. Soms ben ik bang om te falen, soms ben ik bang wanneer ik succes heb. Soms heb ik de neiging om dingen uit te stellen, soms vind ik contacten met andere mensen eng. Deze dingen gewoon te voelen is soms beangstigend en niet leuk. Maar ik hoef er niet meer tegen te vechten en ik hoef het niet alleen te doen. Het is ook niet meer mijn doel te leren alles alleen te kunnen doen. Ik kan God, mijn sponsor, andere mensen in OA en mensen buiten OA om hulp vragen.
Als ik ‘s ochtends tegen mijn Hogere Macht zeg dat ik machteloos ben over voedsel en dat mijn leven stuurloos is, dan geeft mij dat heel veel rust. Het maakt mij duidelijk waar ik sta, wie ik ben. Ik ben heel dankbaar dat ik dit heb op kunnen schrijven.